Gekocht in Schoonhoven


Het liefst zoek ik kleipijpen, dat is het leukst en het kost het minste geld, alleen maar voordelen. Maar het is niet altijd mogelijk om te zoeken of, je komt er gewoon niet aan toe. Om je hobby levend te houden en de verzameling aan te vullen is het alternatief, pijpen zoeken die te koop worden aangeboden op Internet, een goede tweede.

Zo kocht ik in een druilerige oktoberweek een doos pijpenkoppen uit Schoonhoven. Een deel bestond uit onbewerkte pijpenkoppen en een deel uit zijmerken die typerend zijn voor de Schoonhovense pijpenmakers uit de 18e eeuw. De nieuwe voorraad pijpenkoppen bij elkaar, specifiek uit één gebied, bracht me op het idee wat meer te gaan vertellen over pijpenkoppen via blogs.

Hierboven zie je de pijpen met een zijmerk (en een aantal lobbenpijpen) op een rij. Allemaal afkomstig van Schoonhovense (en dus niet Goudse) pijpenmakers. Als je in Gouda woont, zoals ik, dan heb je geen tekort aan kleipijpen uit de bodem. Alleen de pijpen uit andere pijpenmakerscentra tref je logischerwijs een stuk minder aan. Daarom is het verfrissend om daar eens rustig naar te kijken en vergelijkingen te maken. Ik wil dichtbij beginnen. Oftewel, wat zie je aan de pijpenkoppen op bovenstaande foto en hoe verhoudt zich dat tot Goudse kleipijpen.


In Gouda is de Nederlandse kleipijp groot geworden. Door gelukkige omstandigheden werd de stad een soort superspecialist op het gebied van de vervaardiging en in prijs en kwaliteit was er wereldwijd geen gelijke. Buiten Gouda had het nog maar weinig zin om erg veel aandacht te besteden aan het opzetten van een eigen kleipijpenmarkt, maar in de 18e eeuw ontstonden er toch twee centra die met een eigen product een groot deel van de Nederlandse markt voor zich wisten te winnen. Dit waren Gorinchem en Schoonhoven. Beide centra brachten een gelijkwaardig product: de makkelijk te produceren, goedkope kleipijp. De uitstraling was niet heel spannend, de steel was kort en het liefst zetten ze er een groot zijmerk op met de initialen van de pijpenmaker er bij. Het hoefde allemaal niet ingewikkeld te zijn en de Nederlanders waren er gek op. De vorm van de koppen waren naar voorbeeld uit die tijd, afgekeken van de Goudse modellen. Maar de merken hadden een signatuur die in Gouda niet of nauwelijks werd gebruikt.

Zo was er de letter N gekroond, of de letters IG gekroond. Wat deze letters betekenen en of ze wel iets betekenen weet ik niet. Erg populair was ook de vis gekroond, met meestal een paar golven water er onder. De pijpenmakers uit Gorinchem en Schoonhoven gebruikten de algemene afbeeldingen vaak en zetten hun eigen initialen erboven. Door onderzoek weten we inmiddels van de meeste initialen van welke pijpenmaker ze zijn geweest en in welke periode ze zijn gebruikt.

Goudse pijpenmakers waren sinds 1680 aangesloten bij een gilde en die hield er een nauwkeurige regelgeving op na om allerlei interne problematiek (rond 1750 waren er meer dan 250 pijpenmakers tegelijk actief in de stad) te voorkomen. De zijmerken die ze voerden waren gebaseerd op het Goudse merkenrecht en dat was erg secuur. Iedere pijpenmaker maakte gebruik van een merk dat bestond uit een letter- of een cijfercombinatie en van oudsher waren er de afbeeldingen. Er viel niet veel toe te voegen of te veranderen aan de beschreven merken. De combinatie van een algemene afbeelding met eigen initialen, zoals in Schoonhoven werd gebruikt, dat mocht niet. De Goudse merken werden tot aan de Nederlandse grenzen beschermd tegen plagiaat (al ging het kopiëren gewoon door). Dat maakte het grote en herkenbare verschil met de merken uit Gorinchem en Schoonhoven. De steden waren in basis niet uit op het kopiëren van Goudse pijpenmerken, omdat hun eigen productie goed genoeg liep. Dus is er weinig verwarring mogelijk als het om de afbeeldingen en de manier van afbeelden gaat die deze steden er ten opzichte van Gouda op na hielden.


Wat je ziet:

1. De vorm is modeltype twee, de trechterpijp. Pijpen met deze vorm werden gemaakt tussen ongeveer 1700 en 1740. Dat is vroeger dan de pijpjes die hierboven staan afgebeeld.

 

2. De pijp is gerookt en dat zie je zelfs aan de buitenkant, de bovenrand is bruinzwart verkleurd.

 

3. De letters GVD zijn van Gerrit van Duuren, een Schoonhovense pijpenmaker wiens naam in de archieven is gevonden.

 

4. De kroon is een toevoeging bij heel veel merken. Een toegevoegde kroon zegt verder niets, maar wekt wellicht de indruk dat het om een 'goed' merk gaat.

 

5. De N is een betekenisloze letter, een soort submerk dat door veel pijpenmakers is toegepast. Hetzelfde geldt voor de VR en IG, ook andere letters zijn bekend, maar komen niet zo vaak voor.

 

6. De spoor is hier alleen een uitsteeksel, er staat geen bijmerk op.

 

7. De steel, afgebroken op nog geen twee centimeter van de kop, is bij dit soort pijpen niet veel langer dan drieëntwintig centimeter geweest.


Wat je ziet:

1. De vorm is modeltype drie, de ovale pijp. De uitvoering is te dateren tussen 1765 en 1775. De klei is niet heel goed, met wat scheurtjes en gaatjes en is een beetje gevlekt door het verblijf in de bodem.

 

2. De letters IHD, niet zo mooi gegraveerd, zijn van Joris Hoogendijk, een Schoonhovense pijpenmaker die ook de letters IH gebruikte.

 

3. De kroon is van een ander type dan hierboven. Er worden maar drie soorten kronen gebruikt en dit zijn de meest voorkomende.

 

4. Het submerk is dit keer een vis. Het bijzondere aan de vis op de pijp hiernaast is dat het een platvis is, terwijl er normaal een algemene vissenvorm wordt gebruikt, die nog het meest lijkt op een haring.

Het reliëf is onscherp geworden. Dat is het resultaat van het productieproces. Omdat de mal per dag honderden keren wordt gebruikt, slijt het relatief zachte messing. Na verloop van tijd moet een afbeelding overnieuw in de mal worden gegraveerd.


Nog wat modellen van Joris Hoogendijk uit deze partij. Ze zijn niet gerookt en komen uit een productieafval stort.


Op deze pijpenkop van Huibert de Hoog staat een klaver . Het feit dat het merk afwijkt van de standaard en meest gebruikte Schoonhovense (sub)merken maakt dat dit verder niet zo heel bijzondere klavertje er als merk toch uitspringt. Ook de geijkte kroon ontbreekt. Door dit soort uitzonderingen wordt het juist duidelijk dat er in Gorinchem en Schoonhoven ook een focus was op productplaatsing. De pijpenmerken hadden een eigen signatuur die uitstraalde dat ze niet Gouds waren, maar binnen het goedkope segment van een betrouwbare kwaliteit.

In tegenstelling tot centra waar de Goudse pijp werd gekopieerd moesten deze pijpen dus opvallen als een eigen, in dit geval Schoonhovens product. Dit zie je goed terug in bovenstaande voorbeelden. De pijp hiernaast is dus, nou ja, anders. Maar als je kijkt naar de vorm, de manier van graveren en de oppervlaktebehandeling, dan is ook deze pijp een onmiskenbaar Schoonhovens product. Oh en over de oppervlaktebehandeling heb ik het in mijn volgende verhaal.

Reactie schrijven

Commentaren: 1
  • #1

    groverius brassico (woensdag, 01 november 2017 17:29)

    mooi gedaan hr bas,
    duidelijke uitleg