Kleine gezichtspijpen uit de 19e eeuw


Door de geschiedenis van het pijpenmaken heen, vanaf 1600, hebben pijpenmakers gezichten op hun pijpen gezet. Eerst was er Jonas in de walvis, later volgen 18e eeuwse huzarenmodellen en uiteindelijk volgen allerlei 19e eeuwse gezichten die gewijd zijn aan een bekend persoon of gewoon aan de fantasie ontsproten zijn. In Frankrijk hebben pijpenmakers gezorgd voor een groeiende belangstelling voor figurale gezichtspijpenkoppen. De kundig 'gebeeldhouwde' modellen lijken op bekendheden of beelden beroepen uit. Gezichten die uit de mode zijn worden verkocht en zo scoren de Nederlandse fabrieken een aantal modellen voor de Nederlandse markt. Het eigen aandeel is vaak minder mooi van vorm, maar wordt toch ook gemaakt en verkocht.

 

Door de hoeveelheid aan modellen zijn gezichtspijpen in te delen in pijpenkoppen met een normale grootte (groter dan normaal bestond ook, maar is erg zeldzaam) en pijpenkoppen met een kleine afmeting. De kleine koppen werden gemaakt voor sigaretten, voor sigaren en voor shag, waarbij de sigarettenpijpen het kleins waren en de shagpijpen het grootst, ongeveer de helft van een normale pijpenkop.


Sigarenmodel pijpen uit een stort van Hendrik van der Pool, 1860-1870. Deze Mercuriuskoppen zijn in meerdere vormen uitgebracht door alle fabrieken die in deze periode actief waren. Deze twee koppen zijn behalve dat ze in wit en rood zijn uitgevoerd ook verschillend van model. Dat kun je bijvoorbeeld zien aan de hals, onder de kin. De koppen zijn allebei op de onderkant gemerkt met WL gekroond.

Sigarenmodel pijpen uit een stort van Hendrik van der Pool, 1860-1870. De mannenkop met tulband is een huzaar of Turkenkop. Hier is hij twee keer verschillend uitgevoerd en op de pijpen (op de steel) is ook een ander modelnummer gegraveerd. Het lijkt te gaan om nummer 7 en nummer 10. De steel, zou hij compleet zijn, loopt in een S-bocht omhoog. Specifieke verschillen met pijpen van andere fabrieken zijn de inkepingen die gemaakt zijn om de mond te benadrukken. Ook wordt in deze periode nog een merk geplaatst op dit soort pijpen, iets dat later niet meer gebeurt. Hendrik van der Pool merkt met WL gekroond. Op de bovenste pijp is naast het merk een Gouds wapenschild zichtbaar. Gezien het gebrek aan belang van het schild in deze periode een bijzondere toevoeging. De zwarte uitvoering is ongemerkt.

Sigarenmodel pijp van ongeveer drie centimeter hoog, uit de periode 1875-1900. De kop is uitgevoerd als een gehelmde mannenkop. Op de zijden van de helm staan leeuwenkoppen. De helm zit met een band onder de kin vast, de band is gevormd als bladranken die bij de helm afsluiten met een bloem. Het gezicht heeft een baard en een snor. Op de helm loopt een kam. Meest opvallende feature van de pijp is de diagonale ketelopening. De steel loopt achter de kop eerst uit in een soort manchetvorm en loopt van daar uit dun verder, met een kleine reliëfversiering. De koppen zijn ongemerkt. Uitvoeringen zijn er in rood, of gelakt.

Sigarenmodel pijp uit de periode 1875-1900, in het zwart uitgevoerd. De pijp kan van Goedewaagen zijn geweest, die hem in het modellenbestand had. De pijpenkop is in de vorm van een mannengezicht met een tulband en een naar voren stekende, ovalen baard.

Sigarenmodel pijp uit de periode 1875-1900, in het zwart uitgevoerd. Het portret lijkt wat gekarakteriseerd naar een man met een grote neus, een dikke snor en een naar voren gepunte sik. Het voorhoofd is kaal.

Sigaren/ sigarettenpijp uit de periode 1875-1900. Het is een enigszins merkwaardig model sigarettenpijp met een op Franse modellen geïnspireerde vorm. Bovenstaande pijp is op de onderzijde gemerkt met WL gekroond, het merk dat Hendrik van der Pool in deze periode gebruikte. Maar ook de firma Jan Prince & Cie heeft deze pijp gemaakt.

De pijp ziet er uit als een kleine hoornpijp, er ontbreekt maar een centimeter of drie van de steel. Op de kop staat een vrouwengezicht dat naar de roker kijkt. Om haar hoofd loopt een grote gearceerde kap. De onderkant van de kap wordt direct afgesloten en een iets ruimere arcering op de steel volgt. De naam van de pijp verschilt. Bij Goedewaagen heet ze Nonnenhoofd (Lit. 3)