Gezichtspijpen uit de 19e eeuw


Door de geschiedenis van het pijpenmaken heen, vanaf 1600, hebben pijpenmakers gezichten op hun pijpen gezet. Eerst was er Jonas in de walvis, later volgen 18e eeuwse huzarenmodellen en uiteindelijk volgen allerlei 19e eeuwse gezichten die gewijd zijn aan een bekend persoon of gewoon aan de fantasie ontsproten zijn. In Frankrijk hebben pijpenmakers gezorgd voor een groeiende belangstelling voor figurale gezichtspijpenkoppen. De kundig 'gebeeldhouwde' modellen lijken op bekendheden of beelden beroepen uit. Gezichten die uit de mode zijn worden verkocht en zo scoren de Nederlandse fabrieken een aantal modellen voor de Nederlandse markt. Het eigen aandeel is vaak minder mooi van vorm, maar wordt toch ook gemaakt en verkocht.


Langwerpige kop, eenvoudig gestileerd tot mannenhoofd, uit de periode 1850-1900. Dit soort modellen behoren tot de standaard gezichtspijpen van Nederlandse makelij die gemaakt zijn vanaf 1850. Deze mannenkop met tulband bestond in verschillende groottes en werd door allerlei fabrieken gekopieerd. De pijpenkoppen werden vanwege de tulband ook wel turkenkoppen genoemd. Dit model is redelijk groot, de maker is onbekend.

'Portret' van koningin Victoria van Engeland. Gemaakt door verschillende Goudse producenten in de periode 1875-1900. Het hoofd is naar Hollandse stijl vorm gegeven, zonder al te veel vakkennis. Op de onderzijde van het borststuk wordt nog wel eens een merkstempel gezet, zoals de molen, die in deze periode wordt gebruikt door Sparnaaij. Op het lint rond haar hoofddeksel staat: VICTORIA QUEEN OF ENGLAND. De mal is tweedelig geweest.

Pijp van Goedewaagen, gemaakt tussen 1875 en 1965. Deze pijp is tot aan het einde van de verkoop van kleipijpen in de selectie gebleven. Aan de kop zat een korte steel, van nog geen 12 centimeter. Het modelnummer is 362, de pijp werd verkocht als 'Zeeofficier' (Lit. 3). De mal bestond uit drie delen.

Manchetpijp van Goedewaagen, gemaakt tussen 1890 en 1940. De pijp is voor het grootste gedeelte verkocht in de 20e eeuw.

Het modelnummer is 186 en de pijp werd verkocht als 'Engelschmankop' (Lit. 3). De afgebeelde kop is voorzien van een bruingele glazuur, die donkerder is aan de bovenrand van de hoed. De mal bestond uit drie delen.

Pijp van shagpijp formaat, gemaakt tussen 1905 en 1930. Het afgebeelde hoofd, met een opzij staande pet die met een band onder de kin vastzit, is in Nederland ontworpen voor de pijpenfabriek van de firma P. Goedewaagen & Zoon (Lit. 3). De mal bestond uit twee delen.

De ware Jacob, het verhaal en meerdere voorbeelden is te zien via de link. De van oorsprong Franse gezichtspijp is uiteindelijk ook in Nederland gemaakt.

Frans aandoende pijp met een vrouwenhoofd, 1875-1900. De vrouw heeft een vrij eenvoudig, sereen kijkend gezicht. Onder haar kin zit nog een hals, vanwege een aanwezig borststukvormig deel aan de pijpenkop. Haar haren, deels zichtbaar, worden bedekt door een kap, die wat wegheeft van een narrenkap. De mal was tweedelig. De pijpenkop is in Nederland gevonden en doet in stijl en kleisoort Nederlands aan. In de bekende catalogi van Goedewaagen en Van der Want staat de pijp niet afgebeeld.

Eenzelfde soort pijp, met ook een anoniem vrouwenhoofd, 1875-1900. De aanpak van het gezicht, met een aanwezige hals en haren als dikke lokken, is gelijk aan de bovenstaande pijpenkop. De hoofdtooi of hoed is anders. Hier is de sluiting van de hoed op het hoofd over de hele omtrek zichtbaar. Aan de voorzijde ontspringen drie veren of bladen, die langs de zijden van de hoed lopen. Het motief is symmetrisch. Op het voorste blad staat een duidelijke stip als versieringselement. De koppen zijn goed gemodelleerd, maar details worden nergens gearceerd.

Oranjepijp van onbekende, maar Nederlandse herkomst, gemaakt tussen 1885 en 1890. Het gaat hier om een kinderportret van prinses Wilhelmina, later koningin Wilhelmina. Als kinderhoofd is de voorstelling geslaagd, maar op het kinderportret van Wilhelmina lijkt deze weergave niet erg. De detaillering is matig. De mal bestond uit twee delen.


Laat 19e eeuwse, niet Nederlandse gezichtspijp met verf.  De ogen en wenkbrauwen van deze pijp zijn aangezet met zwarte verf, de strepen op het hoofddeksel en de mond zijn aangezet met een roodbruine verf.

Bijzonder model manchetpijp van rode klei. De herkomst is mij onbekend, de pijpenkop is in Nederland gevonden maar de uitstraling is buitenlands. De kop is op de lippen van het gezicht beschadigd. In de bovenrand zit een extra gaatje voor een klep of dop. Het gezicht is in aanzet Afrikaans, met een grote band haar die over het hoofd heen steekt. De kop is bruin geverfd.  Op het manchetstuk is aan beide kanten een korte bloem met steel gegraveerd. Het uiteinde van de manchet is voor Nederlandse begrippen erg plat en dun.