Jonas in de walvis

Een Bijbelse vertelling als populair thema


Als in de 17e eeuw de massaproductie van kleipijpen zijn eerste voorzichtige stappen zet in Nederland, zijn er twee versieringsthema's die dit nieuwe product extra onder de aandacht brengen. De eerste is de barok versierde pijp, met een algemene florale versiering waarbinnen een paar verschillende stijlen bestonden, de tweede is de Jonaspijp. Over Jonaspijpen is al het nodige gezegd en geschreven. Oorspronkelijk werden ze in de jaren '70 van de vorige eeuw gedetermineerd als zogenaamde 'Sir Walter Raleigh' pijpen en ondanks de punten die waren aangehaald ten faveure van dit idee, is er nooit enig bewijs geweest om aan te nemen dat de keuze voor deze historische figuur de juiste was. In tegenstelling tot de Bijbelse Jonas. Eind jaren '70 van nog steeds de vorige eeuw komt Don Duco met een aantal bewijzen dat we bij het zien van deze pijpen moeten denken aan het verhaal van Jonas, die tijdens een reis door een walvis wordt opgegeten (en dit weer overleeft). Belangrijke ondersteuning voor deze theorie zijn een aantal Jonaspijpen uit Enkhuizen, waar het woord 'Jonas' daadwerkelijk op staat geschreven. Inmiddels zijn we (op het moment van dit schrijven, september 2019) veertig jaar verder en nog steeds valt zo hier en daar de naam van Walter Raleigh. Als kleipijpenspecialist voelt dat hetzelfde als de bewering dat de aarde plat is, maar iedereen heeft recht op zijn eigen waarheid natuurlijk.

Tekening van Don Duco, pijp met IONAS en 1633 op de steel.

De Jonaspijp is een pijp waarvan de pijpenkop is gemodelleerd tot hoofd van een persoon, zonder de oorspronkelijke 17e eeuwse kenmerken van een pijpenkop kwijt te raken. Het is een mannenhoofd die naar de roker kijkt, met haar tot in de nek, grote oren, waarin soms een oorbel, een grote snor en een markante sik die op de steel van de pijp ligt. Dichtbij de kop hapt vanuit de steel een grote monsterlijke bek met tanden naar het mannenhoofd en achter deze bek is op de steel een kop en een lijf zichtbaar, die meestal na één derde tot de helft van de steel weer ophouden, daarna wordt de steel glad. Het monster heeft veel weg van een krokodil en daar is de verwarring met Sir Walter ooit begonnen. Maar het monster heeft in geen enkele uitvoering (en dat zijn er redelijk veel) ooit poten, hoewel die makkelijk op de zijkant van de steel hadden gepast. Verder is het monster vrijwel altijd geschubd als een vis en er bestaan versies met vinnen en een vissenstaart als afsluiting. Ik heb enkele stelen uit Zeeland in mijn collectie die dat mooi laten zien. Voor het beeld van een walvis was een pijpenmaker aangewezen op oude kaarten of de boeken zoals die van Jacob van Maerlant. Walvissen staan daar afgebeeld als geduchte monsters met bekken vol tanden.

 

Tot slot denk ik dat de symboliek van Jonas, die in een walvisbek verdwijnt maar dat overleeft, zelfs tegenwoordig nog sterk is. De duistere gevaren tegemoet gaan, maar veilig thuis keren is iets wat hoop geeft en het zal niet voor niets zijn dat Jonaspijpen juist in steden zijn ontstaan van waaruit de zee op gevaren werd, maar ook door de gemiddelde kerkganger graag werd gerookt.

Jonaspijpen zijn karakteristiek voor de eerste helft van de 17e eeuw, maar in tegenstelling tot de barokke versiering overleven ze de veranderingen van de tijd veel langer en er zijn zelfs trechterpijpen van na 1700 die nog een enkele keer als Jonaspijp zijn versierd. Daarna nemen andere mannenkoppen het stokje over.