Molens, torens, Burchten


In 1667 wordt het merk molen in gouda in gebruik genomen. De afbeelding die wordt gegraveerd toont een standerdmolen en dat blijft het type molen op het merk tot in de 20e eeuw. Als molens in de vroege 18e eeuw op de zijkant van pijpenkoppen komen te staan, zijn het ook weer de standerdmolens. Normaal is het volgende te zien:

Molen met drie in beeld gebrachte, semi-perspectivische wieken. De molen staat op een stenen opbouw met ronde poort, het molenhuis is van hout en heeft een rond raam in het midden. Het puntdak is belegd met lei of pannen. Als er details zijn aangebracht (en zichtbaar zijn gebleven) kijkt de molenaar uit het ronde raam, zit er een kat in de poort en zit er een vogel op het puntdak.

Op de tegenovergestelde zijden kunnen allerlei afbeeldingen staat, maar vaak is er een man (de molenaar?) zichtbaar, die een zak meel draagt.


1. trechtervormige pijpenkop uit de periode 1700-1715. Op de linkerzijde staat een persoon die een zak draagt. Is het een knecht, die meel draagt? Of is het de molenaar zelf, met een zak graan? Het is in ieder geval iemand met een ontspannen houding, die niet gebukt lijkt te gaan onder het gewicht. Met onder Zijn voeten een bloem, op een dikke horizontale ondergrond. Hij draagt een jas met flink wat knopen, een kniebroek en werkschoenen. hij heeft krullend haar op zijn hoofd.

Op de rechterzijde staat de molen. De weergave ervan is geheel zoals bij de introductie is beschreven. De kat, de vogel en de molenaar lijken aanwezig te zijn, maar zijn wat vervaagd. De persnaden van de pijpenkop zijn afgewerkt met een dubbele stippenrij.

2. Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1715-1730. Vergeleken met bovenstaande pijp is deze pijp minder scherp door slijtage van de pijpenmal. De drager van de zak is kleiner afgebeeld en heeft geen ondergrond, de molen lijkt ook net iets minder gedetailleerd weergegeven. Op de spoor staat links een ster, rechts een maansikkel. Op de persnaden van de pijp is géén stippenrij aanwezig.


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1730-1740. Op de linkerzijde staat een persoon die een zak draagt. Is het een knecht, die meel draagt? Of is het de molenaar zelf, met een zak graan? Het is in ieder geval iemand met een ontspannen houding, die niet gebukt lijkt te gaan onder het gewicht. Met grond onder de voeten, een jasje aan met flink wat knopen en een stevige bos krullen.

Op de rechterzijde staat de molen. De weergave ervan is geheel zoals bij de introductie is beschreven. De kat en de vogel ontbreken. Onder de molen staan de initialen KW. Deze zijn van Christiaan Wouters (1728-1755) uit Gorinchem (Lit. 11).

Rond de naden van de pijpenkop, voor en achter, staat een dubbele rij stippen (parels).


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1725-1735. Op de linkerzijde staat een persoon die een zak draagt. Als vormverschil valt de tulp tussen zijn voeten op. De molen op de rechterzijde is vergelijkbaar met de bovenstaande, maar in de deuropening staat een (fantasie) wapen gekroond. Het kan ook als het wapen van Amsterdam worden geïnterpreteerd. Kwalitatief lijkt dit product niet in Gouda te zijn gemaakt, maar misschien is de vorm intussen ernstig versleten geraakt. Een gekroond wapenschild is in ieder geval niet aangetroffen op pijpen van deze soort uit Gorinchem of Schoonhoven tot nu toe.

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. Deze pijpenkop is zeer waarschijnlijk een vroegere versie van de bovenstaande of anders een tweede mal van dezelfde pijpenmaker. Wat direct opvalt is dat de kwaliteit hoger is, wat de herkomst uit Gouda een stuk aannemelijker maakt. De vorm is minder versleten, de hele gravure is een stuk duidelijker. Wel zijn er kleine vormverschillen, het duidelijkst zichtbaar aan de bloem tussen de benen van de zakkendrager. Dit kan veranderd zijn toen de mal werd gerestaureerd (dit heet 'opgehaald') en de gravure werd bijgetekend, of het zijn detailverschillen tussen mal 1 en mal 2.

Het wapenschild is naar mijn mening niet het wapen van Amsterdam, omdat op deze scherpere versie te zien is dat er vier stippen op staan en er dus geen referentie is met de drie Amsterdamse kruizen. Ik ben het wapen vaker tegengekomen, als op zichzelf staand zijmerk, het is te vinden op deze pagina.


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. Op deze pijpenkop staan de zakkendrager en de molen op standaard wijze afgebeeld. Op de pijp is alleen geen extra merk van de pijpenmaker aangebracht, tenzij het zou gaan om de kat in de poort van de molen. Normaal is dit een decoratief element, vaak gezien bij molens op pijpen, en daarom niet een extra notitie waardig, maar de kat zit hier relatief groot op de positie waar andere pijpenmakers normaal hun merk bij plaatsen. Het Goudse merk kat is gebruikt tussen 1705 en 1737, een periode die overeenkomt met de datering van dit soort pijpen, en die ook overeenkomt met de periode waarin in Gouda veelvuldig zijmerken werden gebruikt.


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. De zakkendrager en de molen zijn op standaard wijze afgebeeld. Onder de molen staan initialen waarvan alleen de D. duidelijk is. Waarschijnlijk staat er IDH, van de Gorinchemse pijpenmaker Johannes de Hoog, die tussen 1714 en 1744 werkzaam was (Lit. 11).


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. De zakkendrager en de molen zijn op standaard wijze afgebeeld. Op de ondergrond van de zakkendrager is een extra plant gegraveerd. Onder de molen staan de initialen IVR. De enige pijpenmaker van wie bekend is dat hij deze initialen korte tijd heeft gebruikt, kwam uit Schoonhoven. Zijn productie, voor zover bekend uit bodemvondsten, is niet zodanig dat deze pijp aan hem te koppelen valt. Eerder is het een Gouds product. Er zijn een paar Goudse pijpenmakers met de initialen IVR die voor de productie van deze pijp in aanmerking komen. Zij gebruikten voor hun gemerkte kwaliteitspijpen een ander merk, dat zij van het gilde in bruikleen hadden, maar konden op dit soort goedkopere producten wel hun eigen initialen plaatsen.


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. De zakkendrager en de molen zijn op standaard wijze afgebeeld. Onder de molen staan de initialen PVR. Deze initialen zijn nergens als individueel (zij)merk gebruikt en zijn waarschijnlijk van een Goudse pijpenmaker, die voor zijn kwaliteitsproducten een apart merk in bruikleen had. (zie ook IVR hierboven).


Laat trechtervormige pijpenkop uit de periode 1735-1745. Op de linkerzijde staat een leeuw in de Hollandse tuin, gekroond. De voorstelling is slordig gegraveerd, als eenvoudige nabootsing van mooi gegraveerde modellen . De leeuw draagt zijn speer met vrijheidshoed en wordt gekroond met een parelkroon. Om de voorstelling lopen bloemenranken die aan de onderzijde verdwijnen in een knop. Op de rechterzijde staat de molen. De weergave ervan is geheel zoals bij de introductie is beschreven, maar hier in zeer eenvoudige vorm. Elementen zoals een kat, vogel of molenaar ontbreken. Ook om de molen lopen twee bloemenranken, die onderin samenkomen in een knop. Boven de kroon aan de linkerkant staan de initialen KW. De initialen zijn van de Gorinchemse pijpenmaker Christiaan Wouters, die werkzaam was tussen 1728 en 1755 (Lit. 11). Pijpen met deze initialen zijn in erg veel vormen gevonden, wat wijst op een groot modellenbestand en een hoge productie. Sommige van die modellen zien er goed gegraveerd uit, bijna met een Goudse kwaliteit, andere modellen zijn zeer eenvoudig. Bovenstaande pijp doet wat Zwols aan.


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1730-1740. Op de linkerzijde staat een leeuw in de Hollandse tuin. De voorstelling is zorgvuldig gegraveerd, met veel details. De leeuw draagt zijn speer met vrijheidshoed en wordt gekroond met een bladerkroon. Om de voorstelling lopen bloemenranken die aan de onderzijde verdwijnen in twee kruisende veren. Tussen de veren staat een kleine cirkel met een bloem er in.

Op de rechterzijde staat de molen. De weergave ervan is geheel zoals bij de introductie is beschreven. De kat en de vogel ontbreken. Ook om de molen lopen twee bloemenranken, die onderin samenkomen in een bladerkroon. Onder de kroon staan de initialen IOH. Het zijn de initialen van Jan Ophuijzen sr., een pijpenmaker uit Gorinchem die werkzaam was van 1730 tot 1785 (Lit. 11). Rond de naden van de pijpenkop, voor en achter, staat een dubbele rij stippen (parels).


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1730-1740. Hoewel deze pijpenkop niet zo mooi is als de bovenstaande (dat ligt voor het grootste gedeelte aan de slijtage van de mal van deze pijp) is de voorstelling en bewerking nagenoeg identiek. Het grootste verschil zit hem in de initialen. Dit keer staat er IDH boven de molen. Het zijn de initialen van Johannes de Hoog, die van 1714 tot 1744 in Gorinchem werkte (Lit. 11).


Ook deze trechtervormige pijpenkoppen uit de periode 1720-1740 zijn van Johannes de Hoog uit Gorinchem. De voorstelling is ook weer in grote lijnen gelijk aan de bovenstaande pijpen. Dit keer zijn de voorstellingen van de linker- en rechterhelft omgedraaid, met de molen aan de linkerzijde.  De initialen IDH staan iets meer op lijn en de bloemen boven de molen zijn tulpen. Onder de molen staan geen veren meer, maar komen de bladertakken net als op de rechterhelft uit een bloem.


Trechtervormige Goudse pijpenkop uit de periode 1720-1730. Op de linkerzijde staat een theetafel met daarop drie kopjes thee, met een schotel er onder. Voor een ongeveer gelijkwaardige afbeelding: zie het hielmerk theetafel. Op de rechterzijde staat de molen met een kat in de poort. De voorstelling is redelijk versleten door de goed gebruikte persvorm.


Trechtervormige Goudse pijpenkop uit de periode 1710-1720. Op de linkerzijde staat een theetafel met daarop drie kopjes thee, met een schotel er onder.  Op de rechterzijde staat de molen met een kat in de poort. De tafel is minder scherp dan op de bovenstaande pijpenkop, maar de molen is scherper. De vorm van de pijp is waarschijnlijk dezelfde, maar in een andere periode van gebruik.


Trechtervormige Goudse pijpenkop uit de periode 1710-1720. De voorstelling op de linkerzijde is minder algemeen. Een man in een cape of mantel staat met een stok (of zelfs een scepter) over zijn schouder en met zijn linkerhand houdt hij een lauwerkrans omhoog. Aan zijn voeten loopt een lam. Is het de goede herder, als in Christus? Of is het een andere allegorie? Op de rechterzijde staat een molen die voldoet aan alle eisen van weergave, maar wel op details verschilt. Beide voorstellingen worden omringd door lauwertakken, op de vormnaden loopt een dubbele stippenrij.


Ovaalvormige pijpenkop uit de periode 1750-1770. De pijpenkop komt uit Zwolle. De graveringen uit Zwolle hebben een heel eigen karakter, waarbij vlakken met (kruislingse) arceringen worden gevuld. De kwaliteit van de voorstelling op de rechterzijde van deze pijpenkop is hoog. De nar, als mensfiguur in beweging, is goed getroffen. De details van de afwerking vallen dan weer wat tegen, alsof de graveur daar weinig kennis van had. De molen op de linkerzijde, met het geblokte opslaggedeelte, met molenaar met de armen omhoog in de poort, is een veel geziene afbeelding op Zwolse pijpenkoppen.


St. Janskerk Gouda

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. Op de linkerkant staat een kerktoren, die qua vorm overeenkomt met de St. Jan te Gouda. Op de torenspits staat een haan. Naast de toren staan de initialen GT, die waarschijnlijk staan voor Goudse Toren. Op de rechterkant staat de leeuw in de Hollandse tuin, die ook al met molens werd gecombineerd. De leeuw draagt zijn speer met vrijheidshoed en wordt gekroond met een bladerkroon. Boven de kroon staat een zesbladige roos. Om de leeuw staan twee aan de onderzijde kruisende bladranken met een tulpenbloem aan de uiteinden. Op de vormnaden loopt een dubbele stippenrij.


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. Op de linkerkant staat een kerktoren, die qua vorm overeenkomt met de St. Jan te Gouda. Vergeleken met bovenstaande pijp is het onderste gedeelte van deze toren iets natuurgetrouwer. Op de torenspits staat een haan. Om de toren lopen twee aan de onderzijde kruisende bladranken. Beide ranken worden afgesloten door een stipvormige bloem, waarschijnlijk een roos. Op de rechterkant staat een man in een lang gewaad, zoals een habijt, op een verhoging. Hij draagt een hoed en houdt een boek vast, die hij naar links gericht lijkt te lezen. De verhoging waar de man op staat heeft dezelfde elementen als een klassieke zuil, maar is veel korter. Op de vormnaden loopt een dubbele stippenrij.

De man stelt mogelijk Erasmus voor, die van Goudse herkomst was en er lang heeft gewoond.


Burcht, kasteeltoren

Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1705-1715. Op beide helften van de pijpenkop staat dezelfde voorstelling. Het gaat om een burchtvormige toren met aan de onderzijde een brede ronde poort. de onderste verdieping is aan de bovenzijde afgezoomd met een stippenrij met daarboven een horizontale lijn. In de eerste verdieping zitten twee boogvormige vensters. De verdieping wordt afgesloten met drie overhangende kantelen, met een stip op elk kanteel. Achter elke kanteel komt ook een bloem vandaan, met per tak vier bladeren en als bloem een zesbladige roos. De pijpenkop is verder onbewerkt.

De vorm van de burcht komt overeen met die van het Goudse pijpenmakersmerk burcht.