Struisvogels


Een oud spreekwoord zegt: 'Om ijzer te verteren is ene struisvogelmaag nodig.' Dat klinkt raar en is met de beste wil ter wereld onmogelijk, maar de herkomst van het spreekwoord is dat struisvogels gebruik maken van gastrolieten. Ze eten steentjes, die in de maag blijven en door het rollen helpen met het verteren van het normale voedsel dat ze eten. Dinosaurussen gebruikten dat systeem al. Het is dus net alsof ze stenen (en ijzer) kunnen eten en verteren. In de 17e eeuw en 18e eeuw was het spreekwoord populair en staat de struisvogel met een hoefijzer (als mooie allegorie voor ijzer) afgebeeld op gevelstenen, tegels en in boeken afgebeeld. De voorstelling komt voor op 18e eeuwse pijpenkoppen.



Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. Op beide zijden staat een grote vogel afgebeeld met in haar bek een hoefijzer. Links met de opening naar boven en de kop vooruit, rechts met de opening naar beneden en de kop omgedraaid. Gelet op de wijze van afbeelding en de details is dit een struisvogel. Langs de persnaden van de pijpenkop loopt een dubbele stippenrij. Aan de linkerzijde, onder de poten van de struisvogel, is de pijpenkop gesigneerd met BC of BG. Op de spoor op de rechterzijde staat een ster.


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730, waarschijnlijk Gouds. De voorstellingen op deze pijpenkop zijn iets rommeliger dan gemiddeld en ook niet erg goed te zien door een onscherpte bij het persen in een al iets versleten pijpenmal. Op de linkerkant staat een duiveltje dat in een zittende houding een pijp rookt, naar rechts gericht. Om deze duivel staan bladranken die aan de onderzijde tegen een klein mensgezicht aanlopen. Het is niet helemaal duidelijk of er boven de duivel een initiaal of initialen staan. Wel zitten er bloemen aan de ranken en waarschijnlijk staat er boven tussen de ranken ook een mensgezicht.

Op de rechterkant staat binnen eenzelfde omlijsting een struisvogel met een hoefijzer in zijn bek.

Langs de persnaden van de kop loopt een dubbele stippenrij.


Trechtervormige pijpenkop uit de periode 1720-1730. Op de linkerkant staat een koorddanser die naar rechts over een koord loopt. Het koord is gespannen tussen twee X-vormige kruisen. De koorddanser houdt een evenwichtsstok horizontaal vast, ter hoogte van zijn borst. Hij draagt een hoed en zijn onderlijf is bolvormig weergegeven. Om hem heen staan twee ranken, die aan de bovenzijde meerdere stipvormige bloemen dragen. De hele voorstelling is eenvoudig gegraveerd. Aan de rechterkant staat een struisvogel met een hoefijzer in de snavel. De struisvogel is naar links gericht en staat op een eenvoudige ondergrond. Ook om de ooievaar lopen twee ranken met stipvormige bloemen.