Om pijpen te maken waren allerlei hele speciale gereedschappen nodig, die nergens anders voor te gebruiken waren. In de begrippenlijst worden er een aantal genoemd, want de gereedschappen hadden hele eigen namen, die vaak verbasteringen waren van Engelse woorden.
De gebruikte gereedschappen op volgorde van gebruik:
Wijer: deze ijzeren draad van één tot twee millimeter dik werd door de kleirol geprikt vóór het kasten. In de mal werd de klei rond deze draad geperst. Wanneer de stopper de pijpenkop had uitgehold, werd de wijer nog even door de holte van de kop geprikt. Zo ontstond een vrij rookkanaal door de steel. Soortgelijke ijzerdraden werden ook gebruikt als droogpen, om de pijp tussen het persen en het bakken stevig op te laten drogen.
Mal: samen met de pers verantwoordelijk voor de uiterlijke vorm van de pijp.
Stopper: hiermee wordt de binnenkant van de pijpenkop uitgedrukt, als de mal nog in de pers zit.
Schenker: nadat de pijp uit de mal is gehaald, worden de kleiresten die nog uitsteken op het oppervlak van de pijp, verwijderd met een klein mesje. Het gaat dan om de persnaden en de door de stopper uitgeperste randen aan de bovenkant. Ook het steeleind kan er mee worden afgesneden.
Botter: afgeplat schijfje met een groef er in, als een kleien dekseltje. De bovenkant van de pijpenkop past in de groef en wordt door te draaien afgerond. In Engeland deed men dit niet, daar was het recht afsnijden van de bovenzijde voldoende.
Smoijer: gereedschap om de vormnaden van de pijp glad te strijken tijdens de nabehandeling door tremsters.
Agaatstift: hiermee wordt het oppervlak van de pijp aangestreken, zodat de klei gaat glimmen. Dit heet glazen. Agaatsteen heeft als wisselwerking op de half droge pijpenklei dat de miniscule kleiplaatjes allemaal één kant op gaan staan door erlangs te strijken. Daardoor gaat het oppervlak van de pijp spiegelen. Een eenvoudige pijp heeft een normaal, mat oppervlak, terwijl een goed geglaasde pijp mooi glimt. Het was wel een tijdrovende handeling in het hele proces, zodat geglaasde pijpen van een hogere prijs waren.
Merkstempel: metalen pen met een handvat, met op de onderkant van de stift het merk van de pijpenmaker. Het merk was in spiegelbeeld aangebracht, zodat het merk op de pijp goed kwam te staan. In de 17e eeuw werd soms de fout gemaakt het stempel leesbaar te graveren, waarna de stempels omgedraaid op de pijpen kwamen te staan.