19e eeuwse pijpenmal met gereedschap, afbeelding van de website claypipes.nl
In de periode 1570-1580, toen de allereerste Europese tabakspijpen werden gemaakt, was het al duidelijk dat een pijp het best gemaakt kon worden door soepele witte klei via een mal in de juiste vorm te drukken. Van de vroegste mallen zijn weinig voorbeelden bekend, maar er zijn mallen gevonden die zijn gemaakt van steen en hout. Er was nog geen sprake van hoge productie werk en een goedkope en simpele oplossing volstond. Pas toen de productieaantallen vanwege de groeiende vraag wat serieuzer begonnen te worden, ontstond een werkwijze met specifieke materiaalkeuzes. De mal, het belangrijkste gereedschap voor de vorm van de pijp, werd gemaakt door het ontwerp van de pijp uit te kloppen in twee helften van een messingen mal, die via nokken naadloos in elkaar pasten. Dat er voor messing werd gekozen heeft te maken met de eigenschappen ervan. Messing is een metaallegering en daarom stevig. Tegelijkertijd heeft juist messing een zachtheid die zich goed laat bewerken, zodat de gewenste vorm van de pijp tot in detail aan te brengen is. Bij decoratie is dit nog belangrijker. Aan bodemvondsten is te zien goed te zien tot in welke kleine details de versiering kon worden aangebracht.
Er is echter wel een nadeel aan de bewerkelijke zachtheid van het metaal, en dat is dat de vorm door het herhaald gebruik ook weer gemakkelijk slijt. Om decoratie herkenbaar te houden en in tweede instantie om zelfs de vorm van de pijp goed te houden, moest de mal regelmatig worden 'opgehaald'. dit hield in dat de mal werd bijgewerkt tot alles er weer goed uitzag.
Een mal die langdurig in gebruik was sleet, uiteindelijk ontstond er slijtage die niet meer bij te werken was. Aan de buitenkant van een pijpenkop (maar ook steel) is dat goed te zien, omdat de oorspronkelijk perfecte cirkelvorm steeds ovaler wordt.
Om een pijp te persen in een messingen mal is aardig wat kracht nodig en daarom werd er gebruik gemaakt van een bankschroef-achtige pers.
Pijpenmal van een korte pijp, model eind 19e, begin 20e eeuw. Afbeelding van Catawiki.
Aan bodemvondsten is soms nog te zien hoe de productie met een mal in zijn werk ging. Door slijtage en afwerkingsfouten zijn de helften of de vorm van de mal nog zichtbaar.
De mal van deze trechtervormige pijpenkop was al aardig versleten en dat is goed te zien aan de onderkant. Daar zie je dat de spoor uit twee niet goed op elkaar aan sluitende helften bestaat. Ook is er een dunne rand klei blijven zitten van de roker af, ook door het verschil in helften. In die dunne rand, aan de linkerzijde, zie je de vorm van de mal terug.
Aan deze trechtervormige pijpenkop is ook iets terug te zien van het productieproces. Op de spoor zit een uitsteeksel dat oorspronkelijk weggesneden had moeten worden. Het uitsteeksel is kruisvormig en moet het persen van de klei tot in het puntje van de spoor vereenvoudigen.