Over merken op kleipijpen


Een merk is een reclame uiting. Met een merk zegt een maker: 'dit product is van mij'. Ben je als koper tevreden over de prijs-kwaliteit verhouding, dan zul je eerder geneigd zijn hetzelfde product van dezelfde maker nog eens te kopen. Door het merk kun je het product opnieuw herkennen.

 

Op veel oude gebruiksvoorwerpen staan geen merken. Dat was vroeger heel normaal. Alleen op tinnen voorwerpen werd wel een kwaliteitsstempel gezet, om aan te geven dat de legering zuiver genoeg was om mee of uit te eten of drinken. In de 16e eeuw had goed tinnen bestek en vaatwerk een stempeltje in de vorm van een roos (de vijfbladige Engelse tudor). Tingieters zetten soms hun initialen bij de roos, zodat het kwaliteits-keurmerk ook meteen een reclamemerk was.

 

Kleipijpen uit de eerste generatie, dus uit ongeveer het einde van de 16e eeuw, hadden net als andere gebruiksvoorwerpen geen merk. Toch gebeurde het al in deze eerste periode dat pijpenmakers via een merkje op de hiel een herkenningsteken meegaven. Deze eerste makers hadden nog niet een grote productie en hoefden ook nog niet al te mooie pijpen te maken, maar mogelijk waren er wel in een klein gebied meerdere makers tegelijk actief en omdat hun markt ook nog niet zo groot was, was de onderlinge concurrentie al aanwezig.

In deze periode komen eenvoudige tekens voor, maar ook initialen.

 

Als in Nederland in het begin van de 17e eeuw de vraag naar tabak, en dus kleipijpen, flink toeneemt en in de grotere steden steeds meer pijpenmakers het vak uitoefenen, ontstaat er door de concurrentie een standaardisering. In eerste instantie merken een aantal pijpenmakers in de steden hun beste en mooiste pijpen met een roosmerk, dat waarschijnlijk afgeleid is van het 16e eeuwse tinmerk. Het wordt vooral gebruikt om de kwaliteit aan te geven, maar door de toenemende concurrentie worden er ook initialen aan toegevoegd. Naarmate de hoeveelheid makers die tegelijk actief zijn stijgt, neemt het aantal verschillende merken toe. In een paar steden ontstaan zelfs gildes voor pijpenmakers en één van de zaken die in het reglement van deze gildes wordt opgenomen is het merkenrecht.

 

In Gouda, de stad met de hoogste kwaliteit pijpen en de meeste actieve pijpenmakers, wordt dit ver doorgevoerd. Een merk krijgt een waarde die de pijpenmaker overstijgt en kan in ongewijzigde vorm verkocht of geërfd worden door de volgende pijpenmaker. Zo komt het dat een merk als bijvoorbeeld de WS gekroond in 1652 voor het eerst wordt aangevraagd door Willem Stevensz. de Jonge, maar pas in 1925 stopt te bestaan, als de firma P. van der Want Gzn. er mee ophoudt. In 275 jaar heeft het merk verschillende eigenaren gehad. Dit is heel gewoon voor veel geregistreerde Goudse merken.

 

De merken op kleipijpen laten zich indelen in een paar overzichtelijke groepen. Er zijn figuurmerken, lettermerken en cijfermerken. Figuurmerken zijn kleine tekeningen waar soms ook letters bij kunnen staan, maar dan zijn het nog steeds figuurmerken. Letter- en cijfermerken bestaan alleen uit letters of cijfers, maar veel letters of cijfers zijn wel gekroond. Sommige gekroonde en ongekroonde merken bestaan als dezelfde versie naast elkaar, tegelijk.

 

Omdat Gouda zoveel pijpenmakers heeft gehad, die vaak ook nog voor een periode tegelijk actief waren (zo waren er rond 1750 ongeveer individuele 250 pijpenmakers in Gouda) kent Gouda de meeste merken. Cijfermerken zijn bijvoorbeeld typisch Gouds, die kom je niet snel uit andere plaatsen tegen. Wel werd er buiten Gouda regelmatig vervalst, zowel in binnen- als buitenland.

Hielmerken 

Een merk werd van begin af op de bodem van de hiel gezet en was dus zichtbaar aan de onderkant van de pijpenkop. In de 18e eeuw ontstonden er nieuwe vormen pijpen en was het plaatsen van een hielmerk niet altijd meer mogelijk. Goedkope pijpen kregen een klein uitsteekseltje als hiel, een zogenaamde spoor. Duurdere pijpen kregen soms een exclusieve vorm, die door de voorkeur van een bepaald exportgebied ontstond. Een bekend voorbeeld zijn rondbodems, pijpen waar geen hiel meer onder zat. Andere modellen hadden een spoor of klein hieltje. De pijpenmaker kon er voor kiezen om het merk, als dat niet langer op de bodem van de pijp paste (bij rondbodems kan het allebei), op de zijkant van de kop te zetten, naar de roker toe.

Zijmerken

Een andere variant die in de 18e eeuw ontstaat en zelfs erg populair wordt, is het zijmerk. Goedkope pijpen kregen meestal geen merk mee, daarvoor waren de arbeidshandelingen niet intensief genoeg. Deze pijpen hadden dus weinig waardevolle uitstraling. Maar ze werden wel in grote aantallen gemaakt en verkocht. Daarom ontstond het idee om het merk van de pijpenmaker in de mal van de pijp, op de zijkant van de kop, te graveren. Zo was er geen extra handeling nodig en stond het merk van de maker groot en duidelijk op de pijpen. Behalve in Gouda werd deze manier van merken erg veel gebruikt in steden als Gorinchem en Schoonhoven, die met Gouda wedijverden in deze prijsklasse pijpen.

Bijmerken

Tot slot zijn er bijmerken. Die hebben een secundaire functie. Bijmerken staan altijd op de zijkant van de hiel of de spoor. Ze zijn in eerste instantie bedacht om bijvoorbeeld via een duidelijke stip aan te geven in welke mal een pijp was gemaakt. Bij bedrijven waar meerdere mallen tegelijk werden gebruikt voor de fabricage van dezelfde pijpenvorm, konden de producten uit elkaar gehouden worden door het bijmerk. Zo kon bijvoorbeeld het resultaat, de kwaliteit van de arbeider, gecontroleerd worden.

De stip is een eenvoudig voorbeeld van de variaties die terug te vinden zijn op pijpen. 

 

In 1739 gaat Gouda het bijmerk gebruiken voor een heel ander doel: alleen de beste pijpen die echt in Gouda zijn gemaakt mogen op de zijkant van de hiel of spoor het wapen van Gouda dragen. Buiten Gouda wordt heel wat gekopieerd en dat drukt op de handel, dus de maatregel was hard nodig en heeft de eerste jaren goed effect. Daarom wordt de wetgeving uitgebreid en in 1740 mogen de Goudse pijpen van een minder hoge kwaliteit ook het wapenschild dragen, aangevuld met de letter S. Deze stond voor 'slegte' pijpen, een indicatie voor een minder hoge kwaliteit. Na verloop van tijd wordt het schild ook geplaatst op pijpen die in andere productiecentra zijn gemaakt. In licht aangepaste vorm uiteraard, zodat het net geen Gouds wapenschild meer was en er geen straf kon worden toegepast.  In 1830 wordt het gebruik van het schild (met S) weer afgeschaft. Hoewel de S direct verdwijnt blijft het schild nog lang op pijpenkoppen staan, maar het is vaak niet meer als Gouds herkenbaar.