Leiden behoorde tot de groep West Nederlandse steden die al vroeg pijpenmakers tussen hun ambachtslieden hadden. Omdat er regionaal alleen binnen de stadsmuren concurrentie bestond, totdat Gouda niet langer te negeren viel, is er een typerend Leids profiel op te stellen dat sterk begint in de 17e eeuw, tot het vanaf 1660 afzwakt en zich tot 1720 nog toelegt op goedkope pijpen voor de eigen bevolking. De significante productieperiode ligt tussen 1610 en 1720.
Voor deze pagina gebruikte literatuur:
De Leidse tabakspijpmakers in de 17e en 18e eeuw
J. van der Meulen, H. Tupan, 1980
Een drietal dubbelconisch gevormde, typerend Leidse pijpen. Ze zijn van het eenvoudige type, zonder merk of glazing. Opvallendste detail is dat de zijde naar de steel toe dikker is, met een veel sterker gevormde conische knik.
Eenvoudige Leidse pijpenkoppen uit de polders bij Hazerswoude, van omstreeks 1650 tot 1700.
De Leidse pijp is niet altijd even gemakkelijk determineerbaar. Veel is te herleiden door merkenonderzoek, waarbij de beste Leidse pijpen te herkennen zijn aan hum merk, dat ter versteviging van de concurrentiepositie door pijpenmakers werd gebruikt. Op basis van deze pijpen is te zien dat een deel voldoet aan het profiel van de 'standaard' Leidse vormgeving, zoals hierboven is geïllustreerd. Maar er zijn ook pijpen die een meer universele vorm hebben meegekregen, zodat ze te verwarren zijn met Goudse of Amsterdamse modellen. Andere modellen hebben wel weer een eigen vorm, maar die is specifiek gerelateerd aan de pijpenmaker en dankzij gemerkte exemplaren te plaatsen.
Wanneer Leidse pijpen werden gedecoreerd, gebeurde dat op een hele eigen wijze. De meeste decoraties zijn van een relatief late periode wanneer je ze vergelijkt met exporterende steden als Gouda en Amsterdam. Pas rond 1650, als de waarde van het verfijnde segment gaat afnemen, beginnen Leidenaars aan wat decoratievormen. Het enige thema dat wordt geleend is Jonas in de walvis, dat op Leidse wijze wordt gegraveerd. Overige thema's zijn de gekruiste Leidse sleutels, tulpen, rozen en stippenmotieven. Die stippenmotieven genieten rond 1670-1680 even hun eigen populariteit, waardoor Goudse pijpenmakers de vorm kopiëren. Ze zijn bekend als parelsnoeren. Na 1790 zijn de meeste Leidse decoraties weer weg.
Dubbelconisch gevormde Leidse pijp uit de periode 1645-1655. Deze vondst uit Hazerswoude is gerestaureerd. Op de linkerkant staat een tulp, op de rechterkant twee kruisende sleutels.
Dubbelconisch gevormde Leidse pijp uit de periode 1645-1655.Op de zijden staan de Leidse sleutels in een door stippen omringd en gekroond schild. Gevonden bij Leiden.
Bijna trechtervormige Leidse pijp uit de periode 1680-1690. Op de zijden staat een gekroond hart, omringd door lauwertakken. Gevonden bij Schoonhoven.
Leidse Jonaspijp uit de periode 1670-1680, beschreven bij Jonaspijpen.
Leidse Jonaspijp uit de periode 1675-1685, beschreven bij Jonaspijpen. Leids detail: bewerking van het hielvlak.
Leidse pijp met parelsnoeren uit de periode 1660-1670, beschreven bij Parelsnoeren.
Leidse pijp met parelsnoeren uit de periode 1660-1670, beschreven bij Parelsnoeren. Leids detail: bewerking van het hielvlak.
Leidse pijp met parelsnoeren uit de periode 1660-1670, beschreven bij Parelsnoeren. Leids detail: bewerking van het hielvlak.
Leidse pijp met parelsnoeren uit de periode 1665-1675, beschreven bij Parelsnoeren.