Als in Nederland in de eerste decennia van de 17e eeuw de pijpenproductie per plaats op gang komt, wordt er gebruik gemaakt van een algemene beeldtaal. In de eerste plaats is dat terug te zien aan de vorm van de pijpenkoppen, die allemaal hetzelfde dubbelconische vormmodel volgen, zij het met een eigen interpretatie per plaats en per pijpenmaker. Daarnaast is het in de eerste helft van de 17e eeuw populair om het pijpenmakersmerk als roosmerk uit te voeren. Achteraf maakt dat dat veel van deze merken niet meer aan een maker zijn te koppelen, want de afbeelding is anoniem en vanwege de meervoud van makers met dit merk is soms zelfs de productieplaats niet meer te achterhalen. De roos wordt oorspronkelijk nog uitgevoerd als gekroond en ongekroond, maar vanwege het toenemende concurrentiebelang krijgen de rozen initialen mee en ontstaat een belangrijke differentiatie.
Er zijn meerdere vormen van anonieme merken in deze beginfase. Een tweede regelmatig gebruikte afbeelding is die van een Franse lelie. Soms worden er geometrische patronen gebruikt en in de eenvoudiger gevallen een rad of gewoon simpelweg een radering, zoals langs de bovenzijde van de kop.
In de rechterbalk staan op volgorde:
- raderingen
- rad of wiel
- roosmerken
- roosmerken met initialen
- lelies
- geometrische vormen