Barok was er in vele vormen en was een tijd lang populair in de 17e eeuw. Er zijn daarom genoeg steelfragmenten aan te treffen met de een of andere vorm van barokke versiering er op. Soms was dit een doorslag van de versiering op de pijpenkop, soms was de kop nog helemaal glad (onbewerkt) en stond de steelversiering op zich.
Dubbelconisch gevormde pijp uit de periode 1625-1635. De pijp is geglaasd, net afgewerkt en gemerkt op de hiel met een lelie (niet gefotografeerd). Op de steel begint op 15 mm achter de kop een barokke versiering. De versiering begint met vier gearceerde en gestipte bladeren tegen een afsluitende verticale band. Aansluitend staat op de zijden zevenstippige rozen met vier kelkbladeren, omringd door florale motieven. Met name op de bovenzijde is de gravering dikker aangebracht. De versiering zit rondom de steel.
Dubbelconisch gevormde pijpenkop uit de periode 1625-1635. De pijp is ongeglaasd en gemerkt met TF (TI, TA, TH). Na ongeveer drie centimeter begint een barokke versiering op de steel. De versiering begint met een afsluitende verticale band, opgebouwd uit drie banden, met de middelste band het dikst. Aansluitend staat op de zijden een vierbladige roos, omringd door florale motieven. De versiering zit rondom de steel. Het motief zal enkele centimeters hebben doorgelopen, om na een band weer te eindigen in een onbewerkte steel. Vindplaats onbekend.
Dubbelconisch gevormde pijpenkop uit de periode 1625-1635. De pijp is gemerkt met een roos en is waarschijnlijk op het onbewerkte deel geglaasd geweest. Vlak bij de steelbreuk is de aanzet zichtbaar van een barok patroon dat rondom is aangebracht en een aantal centimeter zal hebben doorgelopen, voordat de steel weer glad werd. Gevonden in regio Den Haag.
Dubbelconisch gevormde pijpenkop uit de periode 1630-1640. De versiering van de steel begint zoals op de steel van de pijp hierboven, maar is dichter op de kop gezet. Vanuit de afsluitende bladrand ontspringt zelfs een kleine klaver tot op de steelscheiding. Achter de bladrand zit een kleine zone met een diagonale, kruislingse arcering, daarna volgt een tweede afsluitende bladrand. Na deze rand volgde meer versiering. Gevonden bij Zevenhuizen, de vormgeving is Gouds.
Dubbelconisch gevormde pijpenkop uit de periode 1630-1640. De versiering van de steel begint zoals op de steel van de pijp hierboven en staat weer wat verder van de kop af. De versiering begint met een afsluitende bladrand van vier gelijk verdeelde bladeren (twee opzij, twee boven-onder). De buitenrand van deze bladeren is geribbeld. Achter de bladrand zit een kleine zone met een diagonale, kruislingse arcering, met in de ruiten grote stippen. Deze manier van versieren wordt eind 17e eeuw ook wel zelfstandig gebruikt als zwaartepunt radering. Door breuk is het vervolg niet duidelijk. Vlak buiten Gouda gevonden en ook een Gouds product.
Eenvoudige dubbelconisch gevormde pijp met een bewerkte steel, 1640-1650. De pijp is Gouds en niet gemerkt. Gevonden in Gouda.
Eenvoudige dubbelconisch gevormde pijp met een bewerkte steel, 1640-1650. Van de decoratie is alleen een lelie zichtbaar, op vier zijden van de steel, tegen elkaar aan. De decoratie zet later in dan bij de pijp erboven. De pijp is waarschijnlijk Gouds.
Een versiering op de bovenkant van de steel, tot op ongeveer de helft van de zijden, is veel gebruikt in Amsterdam. Maar er zijn ook Goudse voorbeelden.
Goudse dubbelconische pijp uit de periode 1625-1635. De pijp is niet geglaasd, niet helemaal netjes geradeerd, maar wel gemerkt met een gekroonde roos. De buitenlijn van het merk volgt de voorstelling. Na een paar centimeter begint op de bovenzijde van de steel een versiering met een floraal motief. Het motief begint met een meerbladige (meer dan drie) Franse lelie en op de breuk van de steel lijkt de versiering ook weer zo te eindigen. De versiering hiertussen volgt de persnaad en bestaat uit gearceerd blad, in combinatie met naar de zijden krullende ranken die in een vijf bladige tudorroos eindigen. Tussen deze ranken en op de zijden staan aanvullende stippen. De stippen vormen rijen van klein naar groot, de grote stippen het dichtst bij de rozen. Vlak voor de afsluiting staat een Omega-vormig teken. Stippen ter hoogte van de lelievorm vormen een eenvoudige, vijfstippige roos.
Opvallend aan deze versiering is dat de methode met blad en bloemranken op bijna gelijksoortige wijze terugkeert in de 18e - en later ook de 19e eeuw. Dat terwijl er qua overige 17e eeuwse versieringselementen naar de 18e eeuw een stijlbreuk plaatsvindt.
Met enige twijfel wil ik toch vermelden dat het lijkt alsof ín de kroon de initialen IA staan, hoewel de A het resultaat kan zijn van wat onzorgvuldigheden. Er zouden ook twee decoratieve strepen in de kroon kunnen staan, bij wijze van opvulling. Initialen in de kroon zijn minder voor de hand liggend dan aan de zijden van de roos. Bodemvondst uit Gouda.
Amsterdamse dubbelconische pijp uit de periode 1625-1635. De pijp komt in grote lijnen overeen met de bovenstaande pijp. Ook hier is de pijp wat eenvoudig qua behandeling en is er toch een roosmerk geplaatst. De versiering komt ook overeen, al is het geheel wat minder goed uitgewerkt. De fijnheid is wellicht ook wat verdwenen uit deze persing, want bij bestudering van de gravering zijn er wel degelijk fijne details aanwezig. De lelievorm, bovenop aan het begin van de versiering, is hier nog breder. Vindplaats onbekend.
Amsterdamse dubbelconische pijp uit de periode 1625-1635. De uitvoering van de pijp en de versiering is eenvoudiger, de pijp is niet gemerkt. Ook hier maakt de persing de gedecoreerde delen grover, maar er is duidelijk minder aandacht besteed aan de uitwerking. Losse puntenpatronen ontbreken en het patroon bestaat voornamelijk uit kort gebogen lijnen en vier bladige rozen. Vindplaats onbekend.
Dubbelconisch gevormde pijp met een bewerkte steel, 1625-1635. Op de hiel staat een roosmerk, niet gefotografeerd. De bult bovenop de steel is het begin van een steeldecoratie, maar het is niet duidelijk hoe die er uit heeft gezien, waarschijnlijk heeft de decoratie bovenop de steel gelegen, met graveringen naar de zijden. De pijpenkop oogt niet Gouds en is gevonden in de Zuidplaspolder.
Rotterdam had een eigen stijl van graveren als het gaat om pijpen in het algemeen, maar wel een hele diffuse, met allerlei verschillende vormen. Je zou kunnen zeggen dat de pijpen meer het resultaat waren van de visie van de pijpenmaker zelf, dan dat er sprake is geweest van een typerende Rotterdamse stijl. Meestal zijn de Rotterdamse pijpen wel herkenbaar als Rotterdams, met enige kennis. Dat geldt ook voor de pijpen met een eigen, barokke steelbewerking. Voorbeelden van deze pijpen staan op deze pagina.
Dit is een bijzonder steelfragment, het heeft niets met barokke versiering te maken. Deze 17e eeuwse pijp had in ieder geval een steel (over de kop is niets bekend) die uit twee kleikleuren was opgebouwd. Een dergelijk exemplaar zat in de collectie van Lia Schouten. De tweede kleikleur is als een dunne band diagonaal over de pijpenklei aangebracht. De moeilijkheidsgraad om dit te maken zal hoog zijn geweest, een reden waarom dit niet vaak is gebeurd.
Verschillende fragmenten van barokke pijpenstelen, standaard met florale motieven.
Twee stelen uit het midden van de 17e eeuw, met beide hun eigen bloemenmotief. Bodemvondsten Aalsmeer. De eerste steel is van een eenvoudige barokke pijp, de tweede steel heeft waarschijnlijk geen bewerkte kop gehad.
Stelen met een florale versiering uit de late 17e eeuw, gevonden in Utrecht, Overvecht. De laatste steel is twee keer gefotografeerd en hoort waarschijnlijk bij een versierde pijp van een Utrechtse pijpenmaker.