Behalve alle mogelijke bewerkingsvormen en uitzonderingen die in andere hoofdstukken aan bod zijn gekomen, zijn er ook aanpassingen die zijn gedaan aan een kleipijp ná aankoop, zo blijkt uit vondsten. Deze aanpassingen zijn persoonlijk, meestal eenvoudig en hebben vaak te maken met het langer of makkelijker kunnen roken uit de aangekochte pijp.
Laat dubbelconische, eenvoudige pijpenkop uit de periode 1670-1680. De pijp is goed gerookt en de bovenkant is beschadigd. Het lijkt er op dat deze beschadiging bewust is aangebracht. Waarom is niet helemaal duidelijk, want veel lijkt het niet uit te maken. De bovenzijde is afgeschaafd, naar de roker toe iets meer, zodat de hoek van de ketelopening is veranderd ten opzichte van het model. De vorm wordt zo iets meer die van trechtervormige pijpenkoppen. Omdat het afgeschaafde gedeelte bijna helemaal zwart is, is vast te stellen dat de pijp na de aanpassing is gerookt. Het is mogelijk dat er gerookt is uit een pijp met een beschadigde bovenkant, maar de uiterlijke kenmerken van de beschadiging zijn anders dan bij pijpen met een normale breuk. Ondanks het gebrek aan finesse is het eerder een bewuste aanpassing van de kop.
Trechtervormige pijp uit de periode 1710-1720 met korte steel. Hoewel de steel van dit model niet lang zal zijn geweest is hij alsnog ingekort. Op het uiteinde zijn bijtsporen te zien.