Kleipijpen werden in Nederland eeuwenlang volgens hetzelfde recept gemaakt. Gezeefde en gemalen klei werd, als de taaiheid precies goed was, in een mal geperst tot een pijp. Eenvoudig gezegd. Maar wanneer de markt steeds moeilijker wordt door concurrentie in vorm en materiaal, wereldwijd, maken Goudse pijpenfabrikanten Van der Want en Barras gebruik van een nieuw procedé waarbij de oorspronkelijke pijpenklei sterk verdund wordt en in gipsen mallen kan worden gegoten. Dit lukte uiteraard alleen maar met kort gesteelde pijpmodellen en manchetpijpen. In Nederland zijn ze met name bekend door Van der Want en Barras, die de pijpen in eerste instantie uit het buitenland haalden, maar kort daarna zelf begonnen aan de productie met hun Hollandia fabriek. Goedewaagen volgde de trend nauwlettend en bezat ook al snel een eigen assortiment. De ontwikkeling vangt aan rond 1900.
Gietpijpen werden standaard geglazuurd en kregen een wit glanzend uiterlijk, maar konden ook worden geverfd onder de transparante glazuurlaag. De transfer, een plakplaatje, bleek zich goed te lenen voor gebruik op dit soort pijpen, waardoor er een plaatje te zien was op de pijp, onder de glazuur. Dit was een stuk minder arbeidsintensief dan beschilderen.
Een bestseller was een type doorroker, waarbij de transfer die onder de glazuur zat, volledig wit was en niet te onderscheiden van de achtergrond. Het resultaat was dat je de voorstelling pas zag als je al even rookte en de klei van de pijp geelbruin begon te worden. Het plaatje begon dan wit af te steken.
De pagina's over gietpijpen zijn onderverdeeld in:
Gietpijpen, vormen
Gietpijpen met transfer
Gietpijpen met wit transfer
Gietpijpen met een beschildering
Gietpijpen, fragmenten met details
Steeleinde van een wit geglazuurde gietpijp. De vorm van de kop is niet bekend, de hiel is knopvormig en aan de rechterzijde is een naam gestempeld; op zijn kop. Deze naam is GRUNSTADT. Grünstadt is een Duitse stad waar vanaf de 18e eeuw erg veel aardewerk is gemaakt en de bakermat van de gietpijp. Het Duitse bedrijf Bordollo begon er namelijk met de fabricage (lit. 4). Of bovenstaand fragment daadwerkelijk nog 18e eeuws is durf ik niet te zeggen.