Als de 18e eeuw aanbreekt, ontstaat er binnen de pijpenmakerij ineens een kleine liefde voor het uitbrengen van enkele figurale en opvallende gezichtspijpen. Vlaggendragers binnen dit modeverschijnsel waren Krijn Dirckszoon Veverloo en Jan Boot (Lit. 1). Zij maakten meerdere pijpen met een voor die tijd ongewoon uiterlijk. Krijn Dirckszoon Veverloo begon al in 1675 met pijpenmaken. Krijn Dirckszoon gebruikte het merk boom en zette zijn initialen KDV (Lit. 2).
Op deze pagina staat een model pijp in de vorm van een Turkenkop, met daarop de tekst: 'Krijn Dirkse Vormmaker'. Krijn was dus naast pijpenmaker ook vormmaker, wat inhield dat hij zelf de mallen van de pijpenkoppen ontwierp. Een gelijkend exemplaar van deze Turkenkop is er overigens niet. Uit de twee modellen kun je deduceren dat Krijn zelf modellen bedacht en dat hij daar al vroeg in de 18e eeuw mee begon.
Figurale pijpenkop in de vorm van een mannengezicht (De pijp wordt een Turkenkop genoemd). De pijp is gemaakt tussen 1705 en 1715 en had een niet erg lange steel. Het gezicht kijkt met de roker mee en als roker kijk je dus tegen zijn achterhoofd. Het gezicht is van een man met een grote hangsnor en een sik. Hij heeft een forse neus, maar kleine oren. Op zijn hoofd draagt hij een dik aangezette tulband. Boven de tulband-rand loopt een tekst, er staat: 'KRIJN DIRKSE VORMMAKER'. Op de afgebeelde pijpenkop is er weinig van deze tekst over door beschadigingen. Onderop de pijp, bij de kop staat een stempel met het merk boom. Dit merk heeft hij zelf geregistreerd, als eerste gebruiker.